Na twee verkeersweken, leert mijn zoon van vier op school nu over de smurfen. Juist ja, de smurfen. De educatieve en pedagogische waarde ontgaan mij compleet; mogelijk ben ik niet de enige? Maar goed, als het een speelse manier is om kinderen iets te leren ‘waarom niet?’, dacht ik nog.
Totdat ik vorige week bij het Lof congres was en – het is vast geen toeval – Jolanda Holwerda het smurfen filmpje liet zien. Wat een vrolijk gezelschap: brilsmurf, lolsmurf, grote smurf en koksmurf. Alle karakters worden omschreven door wat ze doen, behalve ‘de vrolijke smurfin’.
Vanochtend nam ik de proef op de som en vroeg mijn zoon naar het geleerde. Spontaan maakte hij een grapje, net als lolsmurf. Ook vertelde hij dat hij, net als koksmurf, smurfenpannenkoeken ging maken op school. Op de vraag of koksmurf een jongen of een meisje is, zei hij ‘een jongen’. En voegde eraan toe dat lolsmurf, brilsmurf en grote smurf dat ook waren. ‘Maar er is ook een meisje.’ En wat zij doet? ‘Niets, zij is de dochter van grote smurf en de mama van alle kindjes.’
Juist ja, de wereld waarin mijn zoon zich nu twee weken onderdompelt bestaat uit wezens die iets doen en wezentjes die bestaan omdat ze een relatie hebben met anderen.
Zo kleurt de school het wereldbeeld van mijn zoon: blauw, blauw en nog eens blauw.
Daar wordt ik niet zo vrolijk van.